Ruud Klarenbeek, bestuursvoorzitter van de JP van den Bent stichting voor mensen met een beperking, is specialist in het ‘ontregelen van de regels’. Zo maakte hij al zijn mensen ARBO-preventiemedewerker en liet hij de ondernemingsraad inslapen. “Wij leggen primair verantwoording af aan de cliënt.”

Ruud klarenbeek (1956) is bestuursvoorzitter van de JP van den Bent stichting voor mensen met een verstandelijke beperking. De JP van den Bent heeft onder zijn leiding een reputatie opgebouwd van radicale vernieuwer als het gaat om de organisatie van zorg. Steekwoorden: ‘ondersteuning’, ‘relatie’ en ‘we doen het gewoon’. Het heeft ‘de JP’ geen windeieren gelegd: in de afgelopen tien jaar is deze zorginstelling hard gegroeid en is het financieel resultaat verveertienvoudigd, dwars door alle bezuinigingsronden en decentralisaties heen. Over de rol die zijn organisatie speelt in de samenleving, koestert Klarenbeek onorthodoxe denkbeelden.

Denkt u wel eens na over het maatschappelijk belang van de zorginstelling?

Ruud Klarenbeek: “Nou nee, eigenlijk niet. Want het leidt af. Wat wij doen hier is het ondersteunen van mensen bij leven. En we hebben’t liever niet over dergelijke grote thema’s.”

Bedoelt u dat het maatschappelijk belang wat u betreft niet bestaat?

“Nee, ik vind het het wel van belang, maar voor mij als bestuurder niet iets om me heel erg mee bezig te houden. Het is een gestold begrip, net als ‘organisatie’. En een organisatie is in mijn ogen niets anders dan een cumulatie van afspraken tussen mensen. Kenmerk van een afspraak is dat je je eraan houdt. Maar ook dat je hem moet veranderen als-ie niet blijkt te werken. Stel: wij gaan met z’n tweeën een boom planten. Jij graaft de kuil, ik houd de boom vast. Maar na even graven heb jij pijn in je rug en is het waarschijnlijk wijs om die afspraak te veranderen. Dat doen wij hier bij de JP heel vaak.

“In de institutionele wereld gebeurt dat niet. Daar wordt aan alle bedachte afspraken vastgehouden en dan krijg je ‘grootheden’. En voor je het weet gebruik je daarbij de term ‘maatschappelijk belang’. ‘Het maatschappelijk belang vraagt erom verantwoording af te leggen, met een accountantsverklaring…’ In plaats van het klein te houden.”

Maar je kan maatschappelijke verantwoording toch niet afwijzen?

“Dat is maar net wat je ermee bedoelt. Natuurlijk moet je verantwoording afleggen over wat je doet. Maar dat doe je binnen de context van wat er gebeurt in de relatie tussen een persoon met een ondersteuningsvraag en onze medewerker. Wij leggen verantwoording af aan die persoon. Doen we ons werk daar goed, dan heb je de rest eigenlijk niet nodig.”

Dat is wel erg kort door de bocht…

“Misschien, maar zo zie ik het wel. Natuurlijk moeten wij ons met al die externe verantwoordingsstructuren bezighouden, maar ook daarin varen wij zoveel mogelijk onze eigen koers.”

Wat voor koers?

“Alles wat op ons afkomt, proberen we terug te brengen tot de kern: waar dient het toe, in welke mate draagt het bij aan wat wij doen en hoe kunnen we er op een zo eenvoudig mogelijke manier mee omgaan?”

Geef eens een voorbeeld van hoe jullie met regelgeving omgaan?

“Het verplichte ARBO-preventieteam bijvoorbeeld. Dat vinden wij niets toevoegen, dus bedachten we een bypass: we hebben iedereen benoemd tot z’n eigen preventiemedewerker, haha. Wij hebben nu 2700 ARBO-preventiemedewerkers.

Ander – minder makkelijk voorbeeld: Niet zo lang geleden is een cliënt van ons overleden. Zij had een aantal vragen waar risico’s aan verbonden waren en daar stond ze op. Die zijn nadrukkelijk besproken met haar en haar ouders en begeleiders en vervolgens in afspraken vastgelegd. En toen verongelukte ze. Vre-se-lijk. Maar naderhand konden we niet anders dan concluderen dat hier sprake was geweest van gezonde besluitvorming, waarin alle betrokkenen eigenaarschap hadden gehad. Het was een vreselijk drama, maar we konden elkaar allemaal recht in de ogen kijken.”

En de buitenwereld?

“Daar hebben we het mee gedeeld. Godzijdank hebben wij geen afdeling Communicatie, die dan gaat ‘zorgen’ dat we geen imagoschade oplopen, of een uitbrander krijgen van de Inspectie. Kijk, als een van onze medewerkers hier op eigen houtje had geopereerd, dan hadden we een ander gesprek gehad. Constateren wij dat iets niet professioneel is gegaan, dan zijn we heus niet kinderachtig, want natuurlijk moet je verantwoording afleggen. Maar verantwoording afleggen is delen, niet een set lijsten invullen.”

Iets anders: ik las dat jullie de ondernemingsraad willen gaan opheffen. Mag dat zomaar?

“Dat klopt. Ik geloof niet dat het zomaar mag, maar ook die vraag vind ik niet zo relevant. We zitten in de laatste fase en staan voor de vraag of we de OR formeel gaan wegzetten, of een soort slapende vorm geven. Ik heb overigens al jaren een prima relatie met de OR. Maar waar dient-ie voor? Uiteindelijk niet om mede-zeggenschap te organiseren, maar zeggenschap.

“Enkele jaren geleden moest er een nieuwe reiskostenregeling komen en ik dacht: ‘Ik kan er zelf een gaan maken, maar dan weet ik zeker dat het een tijd gaat duren, omdat de OR daar van alles van gaat vinden’. Ik ben toen op zoek gegaan naar enkele mensen bij ons die dit een leuk en relevant onderwerp vinden en die heb ik het verzoek gedaan om tot een regeling te komen die aan drie voorwaarden voldoet: 1 – Mensen die naar hun werk reizen wordt recht gedaan – dan gaat het om het bepalen van een bedrag; 2 – Het moet een eenvoudige regeling zijn; 3 – Het moet fiscaal correct in elkaar zitten. En ik heb gezegd: als jullie daar uit komen, zet ik er ongezien mijn handtekening onder. Nou, dat is gebeurd. Dat is zeggenschap. En dan heb je dat machtsinstrument – want dat is de OR – dus niet meer nodig.”

Juist, en vanuit die gedachte gaat dus ook de cliëntenraad eraan?

“Zeker. Omdat wij alles op individueel niveau regelen, zie je dat ook daar het collectieve belang afneemt. Je komt niet vaak een groep mensen tegen die zegt: ‘Wij willen met z’n allen samen eten en dan willen we dat er zo en zo gekookt wordt.’ Ik zou me zoiets niet laten voorschrijven en onze cliënten dus ook niet.”

Maar de cliëntenraad wordt momenteel opnieuw geladen in Den Haag en Patiëntenfederatie Nederland heeft er grote plannen mee.

“Ja, ik weet het. Even vooropgesteld: mensen zijn overal van harte bij welkom. Laatst hadden we een verkoopgesprek met een zorgverzekeraar. Nou, daar zit dan ook iemand vanuit de cliëntenraad bij en die vond dat ongelooflijk interessant. Veel invloed had ze niet kunnen uitoefenen en een voor haar relevant onderwerp als zorgkwaliteit komt daar eigenlijk niet aan bod. Het punt is: wij regelen alles voor onze cliënten op individueel niveau. En onze medewerkers hebben alle gereedschappen in handen om die ondersteuning te kunnen verschaffen. Zogauw er sprake is van collectieve inspraak, dan krijg je vertegenwoordigende organen – namens jou en namens mij – en dan gaat het plotseling over macht.”

Wat opvalt: jullie komen steeds weer weg met dit soort eigenzinnigheid. Alsof de powers that be denken: daar komt de JP, laten we eens kijken of we iets voor ze kunnen betekenen…

“Ja, we hebben een bepaalde positie bereikt en die benutten we ook. En dat maken we graag zichtbaar. Want iedereen ervaart die wet & regelgeving als een gevangenis, maar wij vragen ons heel hard af of die gevangenis wel bestaat. Wij komen er in ieder geval keer op keer achter dat dat niet zo is. Weet je: uiteindelijk is alles wat de Inspectie doet erop gericht om de zorg te verbeteren. Nou, daar ben ik hartstikke voor. Dus zeg ik: zet nou die verbetering op de voorgrond, in plaats van het systeem waarmee men dat meent te moeten regelen, controleren en verankeren in codes. Want zo organiseer je het gevang, in plaats van iedereen de kans te geven het zich eigen te maken.”

Even over die macht. Hoe is uw relatie met de raad van toezicht?

“Heel goed. Ik neem ze in al onze plannen mee. Maar inderdaad, het instituut RvT draait natuurlijk heel erg om de gezagsverhouding. Ook in hoe het wordt vormgegeven. Eerst een vergadering zonder de bestuurder, en dan mag-ie erbij komen zitten. Waarom kan dat niet allemaal in volle openheid? Onze RvT en ik beschouwen onszelf ondertussen heel erg als één team, waarin ieder zijn rol heeft. Dat is geweldig waardevol als iedereen ook echt die rol pakt, want iedereen spreekt vanuit een andere context als het goed is. Maar meer heb je niet nodig.”

Wat is dat ‘meer’ dan?

“Het machtsaspect, de ingebouwde achterdocht. En dan gaan we ook nog eens die poppenkast organiseren van eens in de drie jaar evaluatie, met als klap op de vuurpijl straks ook nog accreditatie. Terwijl ik steeds meer van mening ben: ‘Er ligt een bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het integer functioneren van de raad van toezicht.’”

Aha, hoe vul je die verantwoordelijkheid dan in?

“Door dingen ter discussie te stellen. Heel wat jaren terug kwam hier in de RvT het verzoek bovendrijven om een strategisch beleidsplan waarin onze zakelijke toekomst werd uitgestippeld. Men wilde meer houvast. Ik heb toen gezegd: ‘Dat ga ik niet maken.’ Daar kwam ik niet mee weg, dus toen heb ik een document geschreven waarin ik onze normen en waarden verwoord heb. Daar staat geen getal in, maar ik heb het beleidsplan genoemd.

“Het punt is: ik vind dat geen integer gedrag van een raad van toezicht. Want zo’n beleidsplan draagt in een organisatie als de onze helemaal niet bij aan datgene waar we mee bezig zijn.”

Jullie maken ook geen begroting…

“Inderdaad, wij werken volledig – wat wij noemen – vraaggericht. Overal waar vraag is naar onze manier van werken, proberen wij daaraan te voldoen. Bijna altijd kan dat, soms niet. Maar wij maken dus geen groeiplannen.”

Maar een RvT moet soms toch een kritische noot kunnen kraken?

“Nou, kritisch is ook weer zoiets van: ‘je moet er wat van vinden’. Ik heb veel liever sterke mensen in de RvT, die de juiste vragen stellen, vanuit hun kijk op deze organisatie en de rol die hij speelt in de maatschappij.”

Bent u zelf geaccrediteerd?

Nee, dat was ik niet van plan. Weer een systeem…”

De gemeenten kopen nu bij jullie in en willen achteraf duidelijkheid over de rechtmatigheid van de geleverde zorg. Kunnen jullie dat wel leveren met die rapportage zonder cijfers?

“We hebben net met de accountant afgesproken dat er een dezer dagen een brief naar de gemeente gaat, waarin wij aankondigen dat we daar op dezelfde manier gaan rapporteren als we doen in ons jaarverslag. Dat is een heel interessant experiment. Veel gemeenten worstelen met het rechtmatigheidsvraagstuk. Maar wij zijn tot een aanpak gekomen die voor het aantonen van de rechtmatigheid heel simpel is. En juist ook vanuit de overheid is daar veel interesse voor.

“We hebben het ook organisatorisch heel anders aangepakt als het gaat om aanvragen van budget bij de gemeente. Net als bijna alle andere aspecten van onze bedrijfsvoering, zetten we ook dit niet weg in een specialisme. De medewerker die de ondersteuning verzorgt voor een bepaalde cliënt, is ook degene die naar de gemeente gaat. Al die gemeenten doen het anders, maar onze medewerkers weten donders goed hoe het systeem lokaal werkt. En wat het belangrijkste is: zij kennen hun cliënt en daar gaan ze helemaal voor. Dus zij gaan die gesprekken voeren.”

Slim. Wat doet u hier eigenlijk de hele dag?

“Ik ben heel erg de waakhond hiervan, want je maakt maar zo weer de verkeerde afweging. Ook met die hele decentralisatie was steeds weer de vraag: ‘waar zit de eenvoud?’ Steeds je afvragen waar al die bureaucratische rompslomp voor dient, en het dan ook oplossen. We hebben hier een paar mensen op kantoor zitten die inmiddels zeer deskundig zijn, omdat ze een enorme kennis over het systeem hebben opgebouwd. En als ik nu aan hen vraag: ‘Draait het een beetje bij ons?’ Dan zeggen ze: ‘We hebben’t wel aardig voor elkaar.’ Nou, dat vind ik dan geruststellend. We schijnen zo’n 90, 95 procent te doen van de omzet die we voor de decentralisatie deden. Nou, dan kunnen we dus door. Trouwens: als JP van den Bent houden wij al jaren heel veel geld over. Dus financieel hoeven we ons niet snel zorgen te maken.”

Er zijn instellingen waar dat anders is…

Ja, soms krijgen we er ook commentaar over: ‘Dan heb je dat geld niet besteed aan de zorg’. Ik zeg dan (fel): ‘Als iemand me ooit helder kan maken dat we tekort hebben geschoten in de ondersteuning van onze cliënten, dan moet-ie ons daar keihard op aanspreken.”

Het lijkt alsof de mogelijkheden hier oneindig zijn. Er zijn ook grenzen neem ik aan?

Jawel, wij opereren onder omstandigheden van normale schaarste. Als een cliënt aangeeft in een villa met zwembad te willen wonen, dan kan dat niet. En als een gemeente dramatisch gaat onderbieden bij de zorginkoop, dan zeggen wij: ‘Dat doen we niet.’”

Ruud Klarenbeek is sinds 1995 directeur/bestuurder bij de JP van den Bent stichting. Een organisatie die ruim 3500 mensen met een (verstandelijke) beperking ondersteunt. De individuele ondersteuningsvraag van de cliënt en het professionele antwoord van de medewerker staan bij de JP centraal. Medewerkers kennen eigen verantwoordelijkheid en genieten vertrouwen, elkaars kennis en kunde worden benut. Primair in de manier waarop bij de JP wordt gewerkt, is het steeds teruggaan naar de bedoeling en het daarbij maken van de afweging of dat wat men doet ondersteunend is aan het primaire proces. Als het niet ondersteunend is, wordt gekeken naar hoe het anders kan. Dat maakt dat JP geen afdelingen als ICT, inkoop, vastgoed, communicatie of kwaliteit kent, niet allerlei specialisten in dienst heeft of werkt met begrotingen. In twintig jaar is de JP hard gegroeid. Het verzorgingsgebied omvat nu gemeenten in Overijssel, Gelderland, Drenthe, Friesland, Groningen en Utrecht.

Geef een antwoord